De maan
De Maan is de enige natuurlijke satelliet van de Aarde en is de op vijf na grootste maan van ons zonnestelsel. Ze wordt soms aangeduid met haar Latijnse naam Luna.
De meeste manen in het Zonnestelsel zijn erg klein, maar er zijn enkele grote, planeetachtige manen. Onze maan hoort daar ook bij. Hoewel er manen in het Zonnestelsel zijn die nog groter zijn dan onze maan (bijv. Ganymedes en Titan), worden de Aarde en de Maan wel als dubbelplaneet aangeduid, omdat de Maan in vergelijking met de Aarde niet zeer klein is: de massa van de Maan is 1/81 van die van de Aarde. Het gemeenschappelijk zwaartepunt waar Aarde en Maan omheen draaien, ligt echter nog binnen de Aarde. Alleen bij de dwergplaneetPluto en zijn maan Charon is de maan naar verhouding nóg groter, namelijk 1/8 van de planeetmassa, en ligt het gemeenschappelijk zwaartepunt buiten Pluto.Maanden Een synodische maand of lunatie is de tijd tussen twee nieuwe manen. De synodische maand duurt ongeveer 29,530 588 kalenderdagen, dat wil zeggen: 29 dagen, 12 uren, 44 minuten en 2,8 seconden.
In een siderische maand draait de Maan een ronde om de Aarde ten opzicht van de sterrenhemel. Dit duurt 27,321 661 dagen en is ook de omlooptijd van de Maan om haar eigen as, als gevolg van de eerder genoemde synchronisatie.
Schijngestalten Het maansymbool van de vrouwelijke godentriade toont de schijngestalten. De maancyclus heeft sinds mensenheugenis symbool gestaan voor de tijdmeting (mensura) en de schijngestalten werden verder geprojecteerd op alle grotere cyclussen in de natuur en zelfs op het ontstaan en vergaan van de hele kosmos. In de mythologie is zij daarom vaak geassocieerd met godinnen.
De Maan vertoont schijngestalten doordat gewoonlijk slechts een gedeelte van het van de Aarde af zichtbare maanoppervlak door de Zon wordt verlicht.
Na nieuwe maan (donkere maan), volgt wassende maan tot het eerste kwartier en dan volle maan, afnemende maan of krimpende maan tot het laatste kwartier en opnieuw nieuwe maan. Tijdens nieuwe maan als de Maan en de Zon, vanaf de Aarde gezien, samenstaan (in conjunctie staan), is de donkere helft naar de Aarde gekeerd. De volgende avonden staat bij zonsondergang een smalle maansikkel aan de westelijke hemel; na ongeveer een week is de boogafstand (elongatie, de hoek tussen de lijnen Aarde-Zon en Aarde-Maan) tot de Zon toegenomen tot ongeveer 90° en is de sikkel tot een halve cirkel geworden (eerste kwartier). Nog een week later is zij zover naar het oosten gelopen dat de Maan bij zonsondergang opkomt en vol is geworden. Weer een week later komt de Maan pas omstreeks middernacht op en is nog maar voor de helft verlicht (laatste kwartier). Daarna komt zij steeds later op en neemt steeds meer af om ten slotte alleen nog aan de oostelijke morgenhemel, vlak voor zonsopkomst, als een smal sikkeltje zichtbaar te zijn. Deze totale cyclus duurt gemiddeld 29,530 588
De meeste manen in het Zonnestelsel zijn erg klein, maar er zijn enkele grote, planeetachtige manen. Onze maan hoort daar ook bij. Hoewel er manen in het Zonnestelsel zijn die nog groter zijn dan onze maan (bijv. Ganymedes en Titan), worden de Aarde en de Maan wel als dubbelplaneet aangeduid, omdat de Maan in vergelijking met de Aarde niet zeer klein is: de massa van de Maan is 1/81 van die van de Aarde. Het gemeenschappelijk zwaartepunt waar Aarde en Maan omheen draaien, ligt echter nog binnen de Aarde. Alleen bij de dwergplaneetPluto en zijn maan Charon is de maan naar verhouding nóg groter, namelijk 1/8 van de planeetmassa, en ligt het gemeenschappelijk zwaartepunt buiten Pluto.Maanden Een synodische maand of lunatie is de tijd tussen twee nieuwe manen. De synodische maand duurt ongeveer 29,530 588 kalenderdagen, dat wil zeggen: 29 dagen, 12 uren, 44 minuten en 2,8 seconden.
In een siderische maand draait de Maan een ronde om de Aarde ten opzicht van de sterrenhemel. Dit duurt 27,321 661 dagen en is ook de omlooptijd van de Maan om haar eigen as, als gevolg van de eerder genoemde synchronisatie.
Schijngestalten Het maansymbool van de vrouwelijke godentriade toont de schijngestalten. De maancyclus heeft sinds mensenheugenis symbool gestaan voor de tijdmeting (mensura) en de schijngestalten werden verder geprojecteerd op alle grotere cyclussen in de natuur en zelfs op het ontstaan en vergaan van de hele kosmos. In de mythologie is zij daarom vaak geassocieerd met godinnen.
De Maan vertoont schijngestalten doordat gewoonlijk slechts een gedeelte van het van de Aarde af zichtbare maanoppervlak door de Zon wordt verlicht.
Na nieuwe maan (donkere maan), volgt wassende maan tot het eerste kwartier en dan volle maan, afnemende maan of krimpende maan tot het laatste kwartier en opnieuw nieuwe maan. Tijdens nieuwe maan als de Maan en de Zon, vanaf de Aarde gezien, samenstaan (in conjunctie staan), is de donkere helft naar de Aarde gekeerd. De volgende avonden staat bij zonsondergang een smalle maansikkel aan de westelijke hemel; na ongeveer een week is de boogafstand (elongatie, de hoek tussen de lijnen Aarde-Zon en Aarde-Maan) tot de Zon toegenomen tot ongeveer 90° en is de sikkel tot een halve cirkel geworden (eerste kwartier). Nog een week later is zij zover naar het oosten gelopen dat de Maan bij zonsondergang opkomt en vol is geworden. Weer een week later komt de Maan pas omstreeks middernacht op en is nog maar voor de helft verlicht (laatste kwartier). Daarna komt zij steeds later op en neemt steeds meer af om ten slotte alleen nog aan de oostelijke morgenhemel, vlak voor zonsopkomst, als een smal sikkeltje zichtbaar te zijn. Deze totale cyclus duurt gemiddeld 29,530 588